Skip to content

Heupdysplasie en het risico op heupartrose 

Heupdysplasie en het risico op heupartrose 

Bij heupdysplasie is het heupgewricht niet goed ontwikkeld. Vaak is de kom van het gewricht niet diep genoeg, waardoor de kop niet goed in de kom past. Op het consultatiebureau worden de heupjes van baby’s gecontroleerd op heupdysplasie, waarna behandeling plaats kan vinden. In sommige gevallen wordt de heupdysplasie niet op babyleeftijd ontdekt, waardoor er op latere leeftijd klachten kunnen ontstaan.   

Onderzoeksvraag 
Onderzoeker Noortje Riedstra van de afdeling Orthopedie en Sportgeneeskunde van het Erasmus MC heeft onderzoek gedaan naar heupdysplasie en hoe dit samenhangt met het ontwikkelen van heupartrose. Er wordt gedacht dat heupdysplasie kan leiden tot vroegtijdige heupartrose, maar een eenduidig antwoord is in de wetenschap nog niet gevonden. Daarom heeft Noortje Riedstra nu een grote patiëntendatabase gebruikt om antwoord te kunnen geven op de vraag of heupdysplasie de kans op heupartrose vergroot.  

Heupdysplasie en heupartrose op röntgenfoto’s 
In de grote patiëntendatabase zit wetenschappelijke data die voor andere onderzoeksvragen al verzameld zijn. In de database zitten onder andere röntgenfoto’s van heupen van mensen tussen de 45 en 65 jaar. Deze mensen hadden allemaal nog geen artrose, maar wel beginnende pijn (hooguit 6 maanden) aan de heup of knie, zonder duidelijke oorzaak (bijvoorbeeld een blessure). Noortje gebruikte de verzamelde röntgenfoto’s om vast te stellen of mensen last hadden van heupdysplasie en heupartrose. De foto’s werden op 5 momenten genomen: aan het begin van de datazameling, na 2 jaar, na 5 jaar, na 8 jaar en na 10 jaar.   

Vergroot heupdysplasie de kans op heupartrose? 
Uit de eerste analyse bleek dat 21,7% van de mensen met beginnende pijn in de heup of knie, heupdysplasie had. Na 2, 5, 8 en 10 jaar werd gekeken bij alle mensen uit deze dataset of zij heupartrose hadden ontwikkeld en of dit vaker voorkwam bij mensen die heupdysplasie hadden. Noortje zag dat heupdysplasie de kans op heupartrose met 1,5 tot 2,5 keer vergrootte binnen 5 jaar na het ontstaan van de pijnklachten. Opvallend genoeg bleek uit de analyse van Noortje dat na 8 jaar na het ontstaan van de pijnklachten de kans op heupartrose bij mensen met heupdysplasie nog maar 1,6 tot 1,8 keer zo groot was als voor mensen zonder heupdysplasie. Na 10 jaar was er zelfs geen verschil meer bij het voorkomen van heupartrose tussen mensen met en zonder heupdysplasie.   

Resultaat 
Uit deze resultaten kunnen we concluderen dat een patiënt die pijn ervaart in combinatie met heupdysplasie een vergroot risico heeft op het ontstaan van vroege heupartrose. Met andere woorden: heupdysplasie is een risicofactor voor heupartrose. Maar, als de pijn zich na 5 jaar nog niet heeft doorontwikkeld tot heupartrose, dan vormt heupdysplasie geen risicofactor meer.   

Hoe nu verder? 
Dit onderzoek is een stap in de richting om alle risico’s die de kans op artrose vergroten te ontdekken. Op deze manier hopen we inzicht te krijgen in hoe artrose te voorkomen en beter te behandelen.  

 

Bijgaande studie: Acetabular dysplasia and the risk of developing hip osteoarthritis at 2,5,8, and 10 years follow-up in a prospective nationwide cohort study (CHECK) – PubMed (nih.gov)