Op 20 oktober vond weer een panelbijeenkomst plaats, dit keer over beeldvormende technieken bij artrose. Allereerst werd door radioloog Edwin Oei van het Erasmus MC een presentatie gegeven over de verschillende beeldvormende technieken. Bij beeldvormende technieken worden er plaatjes gemaakt van het lichaam, meestal van de binnenkant van het lichaam. Beeldvormende technieken (ook wel beeldvorming genoemd) kan bijvoorbeeld door middel van een röntgenfoto, CT-scan, echografie, of MRI.
Voor de diagnose artrose is geen beeldvorming nodig. De klachten die iemand met artrose heeft zijn voldoende om de diagnose te stellen. Soms wordt er een röntgenfoto gemaakt als de arts twijfelt over een eventuele andere aandoening.
Beeldvorming versus klachten
Er blijkt namelijk geen goede overeenkomst te zijn tussen de mate van artrose op beeldvorming en de mate van klachten die iemand heeft. Voorbeeld: iemand die ernstige klachten heeft hoeft op de röntgenfoto of MRI geen ernstige artrose te hebben. Dit geldt ook andersom, iemand die nog weinig klachten heeft kan al ernstige artrose op de röntgenfoto of MRI hebben. Daarom is het advies aan artsen om geen röntgenfoto of MRI te maken om de diagnose artrose te stellen.
Wat vinden de panelleden ervan als er wordt gezegd dat er geen foto gemaakt wordt, omdat het geen consequenties heeft voor de behandeling? En als het wel wordt gedaan, wordt dit dan als belastend ervaren? En hoe denken de panelleden over deze en nieuwe beeldvormende onderzoeken voor wetenschappelijk onderzoek?
Beeldvorming in de patiëntenzorg
Door de panelleden wordt het als prettig ervaren dat er beeldvorming wordt gedaan, ook als het geen behandelconsequenties heeft. Het geeft een zekere mate van duidelijkheid en gemoedsrust om te weten wat er gaande is in het gewricht en hoe het gewricht eruitziet. Zowel de röntgenfoto als de MRI worden voor de patiëntenzorg niet als belastend ervaren.
Beeldvorming in wetenschappelijk onderzoek
De panelleden zouden bereid zijn om voor wetenschappelijk onderzoek (extra) beeldvorming te laten doen, ook als de uitslag van de beeldvorming niet individueel gedeeld wordt. Het betrekken van de deelnemers bij de resultaten van het onderzoek vinden de panelleden daarentegen wel van belang. Daarnaast hangt de bereidheid af van de toegankelijkheid van het onderzoek, de frequentie van de onderzoeken (met name bij röntgenstraling) en de uitleg van nieuwe beeldvormende onderzoeken zoals de PET-MRI waarbij radioactieve stoffen worden gebruikt.
PET-MRI = positron Emissie Tomografie – Magnetic Resonance Imaging
Bij een PET-MRI krijgt men radioactieve vloeistof toegediend. De radioactieve vloeistof zorgt ervoor dat de vorm en functie van de te onderzoeken organen en weefsel nog beter zichtbaar worden. Daardoor kan er vastgesteld worden of er afwijkingen zijn en wat de omvang van de eventuele afwijkingen is.